Vanaf volgend schooljaar eengemaakt statuut voor leerlingen die leren en werken combineren

Om onze jongeren zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt, moeten het onderwijs en het bedrijfsleven de handen in elkaar slaan. En wel zo snel mogelijk. Tegen volgend schooljaar zorgt minister van Werk Philippe Muyters (N-VA) alvast voor een eengemaakt statuut voor de combinatie van leren en werken, samen met de bevoegde minister van Onderwijs.

Bij alternerend leren en werken wordt leren afgewisseld met werken. “Het stelsel is onder meer gericht op leerplichtige jongeren die niet meer voltijds naar school gaan: zij volgen deeltijds onderwijs maar zijn ook al deeltijds actief op de werkvloer. Daar doen zij praktijkervaring op en worden voor die arbeid ook betaald. Die formule onderscheidt zich zo van het verplichte werkplekleren via stageplaatsen in een groot aantal studierichtingen binnen het technisch en beroepsonderwijs, dat onbezoldigd gebeurt”, verduidelijkt Grete Remen (N-VA). In het Vlaams Parlement wees zij op het belang van een eenduidig statuut voor de verschillende vormen van werkplekleren en alternerend leren en werken.

Iedereen wint
Minstens tweehonderd bedrijven engageerden zich onlangs voor formules van leren en werken. Een aanbod waarop zo snel mogelijk moet worden ingegaan, vindt Grete Remen, want voor drie op de vijf werkgevers is werkervaring doorslaggevend bij de aanwerving. “Dergelijke formules creëren een win-winsituatie. Eerst en vooral voor de bedrijven, omdat zij schoolverlaters met werkervaring krijgen aangeboden. Vervolgens voor onze onderwijsinstellingen, omdat die sneller kunnen anticiperen op de dynamiek van de arbeidsmarkt en hun opleidingsaanbod beter erop doen aansluiten. Ten slotte is het ook een win voor de leerlingen, die zo sterker de arbeidsmarkt betreden. Dat geldt ook voor sterke leerlingen die het maximum uit hun opleiding willen halen en tegelijk relevante werkervaring willen opdoen.”